1 Schrijf bij de volgende woorden een als-vergelijking.
Een man als …
Een stationsgebouw als …
Een vrouw als …
Een hoofd als …
Een auto als …
2 Beschrijf jezelf in de gedaante van een dier naar keuze.
1 Schrijf bij de volgende woorden een als-vergelijking.
Een man als …
Een stationsgebouw als …
Een vrouw als …
Een hoofd als …
Een auto als …
2 Beschrijf jezelf in de gedaante van een dier naar keuze.