1a Maak zinnen (in een betoog bv) over je omgeving. Maak zinnen van 15 woorden of langer.
1b Formuleer hetzelfde van 1a met kortere zinnen.
2 Richt je tot de lezer en hou een betoog waarom schrijven zo leuk, goed, … is. Wissel lange perfect grammaticale zinnen (schrijftaal) af met korte uitingen.