Inhoud: Waarom en waarvoor? 2

Bij de inhoud gaat het om het antwoord op de vraag: waarover ga ik schrijven? Je hebt geen slechte jeugd gehad waarvan je openbaring wilt aan de wereld. Je hebt je beide ouders nog. Er zijn eigenlijk geen problemen met je relatie. Ook heb je verder geen psychische klachten, geen ziekte, geen religieus traumasyndroom. Je bent geen BN’er. En verhaaltjes verzinnen kun je wel, maar daar dan weer een boek van vol schrijven… wat schiet jij daarmee op? En een zoveelste detective schrijven?

Het was Gerard Reve of een heel ander iemand die schreef: “Je moet niet diep nadenken over wat je schrijft, het gaat er om of je goed schrijft of slecht.” En “Ik schrijf nooit over gewone mensen. Ik ben die ook nog nooit tegengekomen.” Als ik die woorden mag interpreteren, dan zou ik zeggen: het gaat bij schrijven erom hoe je de wereld, het leven en de mensen observeert… en die observaties onder woorden brengt.

Het is geen wonder dat de wereldliteratuur talloze dagboeken en brieven kent.  Er gebeurt altijd iets buitengewoon intiems bij het noteren van (ook alledaagse)  gedachten. Misschien is het tobben over inhoud zelfs funest. Dus over materiaal moet je je geen zorgen maken…het ligt op straat.

De zon begon te dalen. Het was elf uur en iedereen voelde de vermoeidheid. Kees, Hans, Walther en ik stonden toevallig alle vier op het gangpad toen plotseling de dames de slaapbanken uittrokken en zich breeduit nestelden op het aldus ontstane bed. Er bleef weinig ruimte over. Nu was het nog geen bedtijd. “Hee, hallo, de deur blijft open”, moest Walther de dames afdwingen. “Straks komen we er niet meer in”, sprak hij. Hij kreeg gelijk. Op een onbewaakt moment werd de deur dichtgegooid en met een klik in het slot gedraaid. “Godv…, tyf… tering….wijven”, mopperde Kees. “Onze rugzakken zijn binnen.” Hij klopte op de deur met als enig resultaat een driestemmig Scandinavisch heksengeschater.

We hadden geluk. Daar kwam aangesloft heel in het begin nog van de wagon: de conducteur. “Bon nuit… votre tickets… tickets please”, kwam steeds dichterbij. Het InterRail-boekje van ons dat we met ons paspoort trouw in onze binnenzak hadden, kon direct getoond worden, behalve dat van Hans. Met gebaren en wat Engels maakte Hans duidelijk dat we waren buitengesloten door de dames – “three girls, trois mademoiselles”- die de coupé hadden afgesloten. De conducteur kreunde zwaar. Hij zal zo’n zestig jaar zijn geweest. Zijn Michelin-buik getuigde ervan dat hij het meestal rustig aan deed. Hij raakte niet van slag door de toeristen. Hij zuchtte nog eens en toverde een sleutel uit een borstzak, zo één als waarmee je een waterleiding dichtdraait. Zonder probleem kreeg hij de schuifdeur van het slot. Behoedzaam schoof hij de deur open.

Vier jongenshoofden keken naar binnen en een Franse conducteur op leeftijd. En we keken midden in de dikke kont met een slordig verfrommeld broekje die een van de dames ons toekeerde. De drie hadden het zich gemakkelijk gemaakt en lagen luchtig in wat dekens gehuld, klaar voor de nacht. “Hiiiiiiii”, klonk een schrille gil.

Na ampel beraad legden de dames zich schoorvoetend neer bij het advies van de conducteur. Ze zochten de beste plekken op bij het raam en lieten de rest aan ons. Dát was te krap. Kees, Hans en Walther kropen op de banken aan de zijde van het gangpad. Ik dook er maar onder en stelde me tevreden met de ruimte op de stoffige vloer. Van slapen kwam er weinig. De wielen klopten staccato bij elke koppeling van de rails. Ik lag tussen de levensmiddelen en schoenen. Alles hobbelde rond. Dat was de eerste nacht zonder slaap.

Met sigaretjes vochten we tegen de honger en de dorst. Dan gingen we weer even lopen, dan weer even zitten, soms liggen…in de alsmaar schommelende trein. Kadoe, kadoe, kadoe. Het was donker buiten, het land schoot voorbij. Je zag niet veel. En wat je zag, je wist niet wat. Dan plotseling schrokken we wakker van harde geluiden…de trein reed een tunnel in. Met een razende snelheid schoof de tunnelmuur langs op een metertje afstand. Een koele muur. Dan spoot de trein weer de tunnel uit, verwaaide het gestamp van de wielen en viel de warme buitenlucht naar binnen door het opengedraaide raam. Ik schreef wat in mijn dagboek.

Midden in de nacht hield de trein stil. Iedereen sliep, flauw licht bescheen het gangpad. Gestommel en het schuren van staal op staal buiten. Gedempt praten in het Frans. Er werden nog meer wagons aan de trein gekoppeld. Het duurde wel een kwartier. Zachtjes ging het weer verder alsof de machinist de reizigers niet had willen wekken.