Korte teksten: tandartsenpraktijk

Vorige week donderdag ging ik voor de halfjaarlijkse controle. Ik maak me nooit zorgen, ik heb nooit gaatjes. Ik heb mijn tandarts al 25 jaar; hij is van mijn leeftijd, doet routineus zijn werk. Onlangs heeft hij zich aangesloten bij een ‘tandartsen-praktijk’.

‘s Morgens stond ik volgens afspraak om 10.00 uur voor een lege balie: een blinde patiënt stond al 5 minuten alleen te wachten. Achter de balie liep een jonge man langs – het kon de binnenhuisschilder zijn of een verpleegkundige die een nachtdienst erop had zitten, ongeschoren. Ik vertelde dat ik kwam voor Van Yperen. Die bleek niet meer op donderdag te werken!? “Toch heb ik een afspraak.” “Dat kan, u wordt geholpen, hoor.” We konden ons digitaal zelf aanmelden op een schermpje naast de balie op een paal. Hij bracht de blinde man naar een stoel en verliet de wachtkamer. Vervolgens hoorden we tien minuten lang door de wachtkamerwand kantinegeschater en pauzeleut. Eensklaps viel het stil, werden stoelen verschoven en verspreidden jongelui in witte kleding zich over de tandartspraktijk.

“Meneer ’t Hart?”, riep de binnenhuisschilder, “komt u maar.” Hij leidde me naar een intieme tandartsruimte, met aanrecht, stoel en ‘tandartsmoordmachine’ met gadgets. Zodra ik had plaatsgenomen in de tandartsstoel, trad hij in mijn gezichtsveld en sprak hij: “Ik ben Frank. U wordt door mij geholpen. Het is tijd voor nieuwe foto’s. Heeft u daar bezwaar tegen?” Toen ik geen bezwaar maakte, verdween hij uit zicht, klapte mijn rugleuning naar achteren en kwam het hoofd van een assistente – dacht ik – in mijn vizier.

De assistente was buitengewoon ruw en rumoerig. Het metalen beschermplaatje voor de foto wrikte ze tussen mijn wang en tandvlees… ik kan het niet anders noemen: wrikken was het. Zowel links als rechts. Ik kon niet zien wat achter mij gebeurde, maar het leek of er een prullenbak werd omgeschopt. Dat deed Van Yperen wel anders. Saai was ie. Zei geen woord. Je merkte nauwelijks wat ie deed.

Toen ging de ‘assistente’ warempel tandsteen verwijderen… ik zette me schrap in de stoel alsof ik naar de maan werd gelanceerd. Uit de tandartsmoordmachine trok ze een afzuigslang en een millimeterboor. De eerste hing ze met een haak in mijn onderkaak…die moest het boorwater wegzuigen…wegzuigen vóórdat het alle kanten op zou sproeien. In de vrije hand nam ze een tandartsspiegeltje. Ze ging te werk zoals een bouwvakker zandstraalt. Ze neuriede erbij, verdomd…

De ‘assistente’ kon niet op drie instrumenten tegelijk letten. Dan lette ze op het spiegeltje én het boortje, maar gleed de afzuiger uit mijn mond. Het water sproeide over mijn kin, in mijn kol. Ik had mijn bril in de auto gelaten, anders was die vol gespetterd. Dan lette ze extra op de afzuiger en het spiegeltje maar schoot ze met het boortje in mijn tandvlees… echt waar. Op die wijze reinigde ze elke tand en kies, tot in de verste uithoeken … Een kwartier lang. Het leek of ik tien keer de Python afging. Ik was gesloopt.

Ten slotte liep ze neuriënd met de tandvleeshaak alle kiertjes langs. En kraste met brute kracht de laatste resten tandgruis uit de puinhopen. En weg was ze? Enkele minuten werd ik alleen gelaten. Kon ik een beetje bijkomen. Toen verscheen de binnenhuisschilder weer. Hij liep met zijn eigen haak nog eens het slagveld langs. Hij klapte mijn rugleuning omhoog en sprak: “Geen problemen op de foto’s gezien. Alles weer keurig gereinigd. Heeft u nog vragen?”

Die had ik niet. Ik wilde weg. “Dan kunt u aan de balie een nieuwe afspraak maken.”

Eenmaal buiten strompelde ik naar mijn auto. Ik spuwde op de grond. Zie je wel: bloed. Hoe ging dat liedje okkelweer… ‘het is lente in de ogen van de tandartsassistente’? Duvels en deksels nog an toe zeg