Voorin het boek, na de titelpagina, eventueel dankwoord en opdracht (“Voor mijn moeder”) vinden we geregeld een citaat of wijsheid van markante personen als Einstein, John Lennon, Churchill e.d. Een schrijver neemt een motto natuurlijk niet zomaar op; hij of zij vindt deze woorden toepasselijk en veelzeggend voor zijn eigen verhaal. Meestal komt het cryptisch over en is het verband met het eigen verhaal lange tijd onduidelijk…maar het prikkelt.
Motto van Ik Jan Cremer: ‘Wat is een held? Iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest.’ W.F. Hermans
Motto van De geverfde vogel (Jerzy Kosinski): ‘en alleen God, almachtig inderdaad, wist: het zijn zoogdieren uit verschillend zaad.’ Vladimir Majakovski
Motto van Eus (Özcan Akyol): ‘De duivel haalde even z’n schouders op en keek naar de stationsklok. Tien minuten over zevenen. Hij gaapte achter z’n hand. De eeuwigheid schoot niet op. Nescio, Dichtertje
Motto van Zen en de kunst van het motoronderhoud (Robert M. Pirsig): Wat goed is, Phaedrus, en wat niet goed is – moeten wij iemand vragen ons dat te vertellen?
Lezers vergeten vaak nog eens na te denken over zo’n motto. Na het lezen van de roman zouden ze moeten kunnen begrijpen waar het motto op slaat. Het kan gebeuren dat pas dán alles van het boek duidelijk wordt.