Lezen: symboliek

Harry Mulisch’ werk staat er bol van. In De Aanslag is ‘steen’ zo’n voorbeeld. De naam Peter betekent: steen. In belangrijke scenes speelt steen een rol: een stenen bankje, een steen door de ruit, spelen met dobbelstenen enzoverder. Daardoor komen die scenes hechter met elkaar in verband. Een symbool staat ehm…symbool voor iets: huid bijvoorbeeld staat voor gezondheid. Als in een verhaal iemand zijn huid beschadigt bij tennissen, vervelt na zonnebrand en een velletje van zijn neus trekt tot bloedens toe, gaat het niet goed met dat personage. Een symbool is een hint uit een andere hoek. In het volgende citaat staat ‘de bal’ symbool voor ‘het spel van het leven’.

“Dat is handig”, dacht ik hardop. “We kunnen via de brandtrap en de ladder op het schooldak.”

Het was een flinke toer, want de ladder was zwaar voor een 12-jarige en een 9-jarige. Bovendien kreeg je hem niet zomaar overeind, als je eenmaal met dat kolere ding bovenaan op het kleine vierkantje stond. Het lukte uiteindelijk. De ladder stond rechtop. Best wel steil; de poten aan de onderkant klemden tegen de leuning van de brandtrap. Schuiner kon die niet. We keken omhoog. De bovenste trede van de ladder kwam een meter onder de dakrand.

“Je moet daarboven op die trede staan en dan de rand van het dak pakken. Je moet heel dicht langs de muur”, zei Corrie. De school had, net als alle Kreekhuizerhuizen, een plat dak met een iets naar buiten stekende rand. Je hoefde je niet in een gammele dakgoot te hijsen. Als het mogelijk was, deed ik het. Ik bedoel: ik was er niet te schijterig voor.

“Oké, daar gaat ie.”

Via de leuning van de trap stapte ik op de derde trede. Ik klom tot de bovenste tree. Daar ging ik op staan met mijn kont zo min mogelijk naar achteren. Ik balanceerde. Met mijn handen, nu los, tastte ik langs de muur voor grip en ik strekte langzaam mijn benen. Helemaal plat tegen de muur strekte ik mijn armen. Met twee vingers had ik de rand vast. Hupsakee, daar lag ik op het schooldak. Ik zei tegen Corrie: “Blijf bij de trap. Dat niemand hem weghaalt. Ik ga op het dak kijken.”

Wat een verrassing! Ik kon het hele dak overzien. Het dak van onze school, de daken boven de gangen, het dak van de katholieke school. Er lag grind op het platte dak en… en?

Een HE-LE-BOEL ballen!!!

Kleine en grote ballen. Zelfs een leren knetter! Wel tien ballen zag ik in één oogopslag, ha ha ha. Terwijl ik de een na de andere bal pakte, zag ik tennisballetjes verderop. Dit komt in dromen voor: je vindt een duppie en dan zie je verderop nog een duppie en weer één enzovoort. Dat ervoer ik toen met ballen. Het was geen droom. Verderop lagen meer ballen. Ballen die van het plein op het dak waren geschoten. Ballen van het gras achter school. Openbare ballen. Katholieke ballen. Het resultaat van vijf jaar ballen op het dak, was van ons. Sigarenbandjes sparen was niet gelukt, maar ballen ha ha ha. Ik ging ze allemaal halen en bracht ze naar de brandtrap. In het gras onder de brandtrap ving Corrie ze op. Er waren ook lekke bij, dat wel. We hadden twee hele goede voetballen en flink veel kleine balletjes. We konden vooruit.