Uiteindelijk zul je vaststellen dat een roman, ook die van jou, gaat over een thema waarover al zoveel verhalen gaan. Net zoals de pop-liedjes altijd maar gaan over de liefde. Dat is de drijvende motor. Literaire thema’s zijn: liefde, eer, vriendschap, afkomst, oorlog, trouw, geloof… die komen in vele gedaantes.
Met het schrijven van mijn eerste roman – het uitwerken van de ideeën – ontdekte ik allerlei thema’s. Ik ontdekte ook dat ik een enorme appel te schillen had. Roman nummer 2 dwong zich af. En ik ontdekte meer en meer. Het ging om de verhalen, welzeker, maar een magische waarheid lag daaronder. Het werden vier romans. Die zelfstandig te lezen zijn, maar elkaar aanvullen, die weergaloos de wereld (van mijn jeugd) beschrijven. Het resultaat heeft mij overweldigd. Lees hiervoor de boekbesprekingen.
In alle vier de boeken (van mijn 3e tot 33e jaar) spelen ‘leraren’ een belangrijke rol…hoe wordt er omgegaan met de verantwoordelijke taak om kinderen te onderwijzen, trainen, kennis bij te brengen? Als ik terugkijk, vind ik het een wonder dat ik niet krankzinnig ben geworden.
Na het succes van de Koninnedagviering behaagde het de wijkvereniging mee te doen aan een voetbaltoernooi, een maand later. Dat was een toernooi waarvoor verschillende wijkverenigingen hun elftallen konden inschrijven: Oud-IJsselmonde, Vreewijk, Sportdorp en zo. Kreekhuizen had twee elftallen ingeschreven: van 8- tot en met 10-jarigen en van 11- tot en met 12-jarigen. Ik was 8 bijna 9. Op twee velden werden de wedstrijden gespeeld. Op een zaterdag, we liepen ernaartoe in kolonne.
Mijn ouders vonden het goed. Het kostte niets: de wijkvereniging betaalde. Ik kreeg een paar krentenbollen mee en een duppie om te snoepen. Drinken moest ik maar uit de kraan doen. Ik kreeg vast wel een flesje limonade van de organisatie. Het probleem met mij was, dat ik geen voetbalkleding had, geen shirt, geen broekje, geen kousen en geen geschikte schoenen. Dat gold voor de meeste jongens. Je mocht pas op een voetbalclub als je elf of twaalf was. Het tenue van Kreekhuizen was: wit shirt, zwarte broek. Dat kwam goed uit: daar gymde ik in, tenminste mijn broek was blauw. Ik droeg gewoon mijn korte grijze sokken en mijn gympies zonder noppen. Mijn gymschoenen hadden geen profiel. Ik was slecht voorbereid.
De meeste jongens die mee waren gegaan, kende ik niet. Ze woonden in de buurt van de Tonnekreek en de flats van de Peitkreek. Die kenden elkaar al en speelden ook met elkaar. Ik voelde me een vreemde eend in de kreek. Ik had niet het gevoel dat de leider – namens de Kreekhuizenwijkvereniging – verstand had van voetballen. Het was meer iemand die de wandelclub coachte; zeg maar: die de volgorde van wandelliedjes uitzocht om te zingen. “Jij gaat daar staan, jij daar en jij daarachter”, zo ging het ongeveer. “Let op de bal en schop hem in het doel.” Bij de oudere jongens was dat niet problematisch, sommige namelijk voetbalden al bij DHZ of Zwart-Wit. Als er tien in het veld stonden en één in de goal, kwam alles goed.
Kreekhuizen deed het niet slecht. Dat is te zeggen, het oudere team werd derde. Het jongere team waarin ik speelde, had alle wedstrijden gewonnen en moest nu de finale spelen. Ik had goed gevoetbald, vond ik, zoals dat gaat bij achtjarigen. Je rende allemaal achter de bal aan, als een zwerm bijen. Ik had verschrikkelijk hard gelopen en zelfs een doelpunt gemaakt. In de finale komen voelde als een hele eer. Dát was wat! Mijn eerste voetbalfinale…mijn eerste finale ooit!! We kregen een flesje champagnepils in de kleedkamer toen de leider het woord nam.
“Jongens, goed gedaan. We staan in de finale. Die wil ik winnen…voor Kreekhuizen. En om de finale te winnen moeten er een paar wijzigingen worden aangebracht. In het elftal van 11- tot 12-jarigen zijn een paar jongens van 10 jaar. Die wil ik nu opstellen. Dat gaat ten koste van een paar 8-jarigen. We willen winnen, nietwaar? We willen de beker mee naar Kreekhuizen nemen. Die komt in de prijzenkast.” Zo klinkt onrechtvaardigheid. Wat kon je ertegenin brengen, ik was acht jaar? De leider was een volwassen man. De aanpassingen waren, achteraf bezien, niet gek. De vijf (!) jongens die werden vervangen – onder wie ik – waren inderdaad nog beginners. We werden vervangen door oudere jongens, sterkere ook, die bovendien altijd al samen speelden op het grasveld bij de 2e flat. Daarbij hadden ze echte voetbalschoenen: met noppen eronder. Er stond nu een finale-elftal dat zijn weerga niet kende.
Maar ze verloren toch de finale. Omdat de tegenstander ook plotseling met een sterker team aantrad. Ten slotte toch gerechtigheid. De man van de wijkvereniging, de leider die mij had gewisseld voor de finale, had het voor mij verbruid. In de toekomst zou ik vaker zijn lange, dunne verschijning tegenkomen. Ik zou vaker zijn smalle magere hoofd zien met die dikke bril. Telkens zou ik hem ernstig wantrouwen. Telkens zouden mijn nekharen overeind komen.