Terwijl de schrijver het verhaal netjes uitrolt volgens een strak plot en met een consequent perspectief, gaat de hoofdpersoon plotseling een liedje zingen. Dát is een bijzonder tussendoortje! Een lied, een droom, een gedicht, een observatie, een document (echte brief), een sprookje, een tekening, een plattegrond … waar slaan ze op? Je mag aannemen dat de schrijver er een bedoeling mee heeft, maar die kan associatief zijn… Net als een motto vóór in het boek. Meestal is het eenmalig.
In de Max Havelaar vertelt Multatuli een gedicht van vijf bladzijden en de geschiedenis van Saïdjah en Adinda. In InterRail 1974 bejubelt de ik-persoon zijn vrienden in een klassiek heldendicht.
DE BELLO CAESI ET JOHANNI ADVERTUS CRUELEM AQUAM
(Over de Strijd van Kees en Hans tegen het wrede Water)
Gedragen op de zwoele Wind Zephyros Zweefden Kees en Hans, bezeten van één Smeek,
Over de golvende Velden dalwaarts In de Richting van de wild opbruisende Beek.
Stavast, tot in de Tenen geconcentreerd Staken zij een Elleboog in het ijselijke Vocht.
Een Rilling liep over de Rug der Toeschouwers. Wier Oog hun Helden zocht.
De Spanning steeg: “Was dit menselijk te doorstaan?” Het schuimbekkende Sop brulde hees van Lust.
Een Stem riep: gaan met die Banaan, Opdat Gij mijn Toges kust.
Sneed daar met duizenden Scheermessen De Kou genadeloos het Heldenvlees
Om haar Dorst in Bloed te lessen Gulzig aan het Lijf van Hans en Kees.
Zonder spreken moedigde de Eén de Ander aan En de Ander de Eén: slechts met stalen Blik.
Het Water denderde tegen hun Dijen aan. Die waren niet dun, die waren niet dik.
Opslokken lieten ze al hun hete Spieren Hun Botten aan het Oog onttrokken door het Nat.
Licht Geluid, stille Muziek van Lieren. Waar, hoe, wanneer, en wat?
Een Hoofd kwam boven: het Hoofd van Kees, Van Berg tot Berg klonk zijn Overwinningswoord.
Een Hoofd kwam boven: het Hoofd van Hans, De Echo in het Dal droeg zijn Triomph-kreet voort
“Vlucht! Oh Gij, H2O, laat uw H2oofd hangen! Vlied van hier met tussen uw Benen weg uw Staart.
Vlied van waar u werd gevangen, Of ik kook u in vliegende Vaart.”
En het Water schaamde zich diep en klotste rap naar onder,
Raasde het Dal uit en Bergschlucht in, met Gedoe en met Gedonder.
De Helden werden gelauwerd, gelauwerd met een Krans.
Tranen waren er van Blijdschap, van Blijdschap ook Gedans.
Menig Mensch dankte Tmolus, de Godheid van de Rots
Ik was erbij, heb het gezien, en ben niet weinig trots.
In het geval van dit heldendicht heb ik de volgende verklaring. De ik-persoon is als enige van de vrienden gezakt voor zijn (gymnasium)examen, en is daar flink gefrustreerd door. Sowieso hinken zijn gedachten over zijn ‘klassieke’ opleiding op twee gedachten. Stiekem is hij toch trots… dat blijkt uit dit gedicht. Ja ha ha, schrijven is een creatieve bezigheid… als het werkt, werkt het.