Oorspronkelijk was het een dagboek, tenminste als zodanig tot stand gekomen. Het waren losse reisnotities, grappige observaties, gedichten en zelfs schetsen (tekeningen) van mensen in een buitenlands treinstation. Logisch dat dat in het ik-perspectief stond. Bij de eerste druk van het boek InterRail1974, dus zowat 50 jaar later, meende ik dat de reisgenoten onder andere naam moesten optreden. Onherkenbaar als je dan was, kon niemand bezwaar maken tegen publicatie. Laten we eerlijk zijn. Al moet je alles in een roman met een korreltje zout nemen. Er worden toch toestanden, taalgebruik en handelingen beschreven, van een grofheid, van jou als adolescent waar je als achtenswaardige pensionado anders tegen aan kijkt.
Omzetten naar de hij-vorm schuurde flink, vond ik. Alsof er afstand tot het verhaal ontstond… alsof het werd voorgelezen door de nieuwslezer uit het Polygoonjournaal. Mijn volgende boek schreef ik in het ik-perspectief. Beter voor de lezer, leuker voor de schrijver. Toen heb ik meteen ook InterRail 1974 teruggezet in de dagboekvorm.

Ik las bij Gerard Reve dat hij getobd heeft met het perspectief.
“Ik piekerde jaren lang over de zonderlinge vraag of ik in de ikvorm dan wel in de hijvorm moest schrijven. Ik konsulteerde ik weet niet wie allemaal, & van geen mens kreeg ik natuurlijk 1 zinnig antwoord! Je kunt het je eigen net zo moeilijk maken als jezelf wilt. Maar jij weet nu al dat het antwoord in het werk zelf ligt & uit het werk zelf komt. Bovendien zat ik nog stevig vast aan dat bijgeloof volgens hetwelk kunst bouwend, sociaal etc. moest zijn. De ikvorm was eigenlijk 1 schandelijk tegen de werkende massaas gericht individualisme, want wat betekenden de gevoelens & gedachten van 1 zieke, zenuwlijdende, perverse estheet? Jij hebt geen vorming gehad, thuis, ik 1 erg negatieve, destruktieve, alles relativerende, antireligieuze & dus in wezen kunstvijandelijke vorming.”
Precies dát is wat het ik-perspectief zo prachtig maakt. Je bent jezelf, een onbeholpen en feilbaar mens: je hoeft als schrijver niet alleswetend en beschaafd te zijn. Dingen zijn en waren zoals ze zijn. Niet voor niets is het grote succes voor Gerard Reve begonnen met zijn brievenboeken (toen hij overstapte naar het ik-perspectief).
Wat mij betreft. Soms zat ik snikkend te schrijven. In Ho, Adrie …Ho keek ik door de ogen van mijzelf als jongetje; ik liep als Scrooge aan de hand van de Geest van het Verleden. Ik maakte mijn jeugd opnieuw mee. Maar snapte ineens een aantal dingen veel beter.