In den beginne was er het gesproken woord. Men vertelde verhalen, gaf informatie mondeling door of oreerde op het dorpsplein staande op een appelkist. Er werd gesproken en geluisterd. Dát bepaalde de taal. Hoewel de beschaving met de boekdrukkunst ook de vertelkunst verder heeft verfijnd, blijft de situatie als vanouds: iemand vertelt een verhaal aan iemand anders. En probeert die werkelijkheid zo beeldend mogelijk op te roepen.
Natuurlijk lees ik graag boeken met een kenmerkende schrijftaal… ik bedoel hiermee een taal die bedoeld is om gelezen te worden: boekentaal. Van stilisten als Gerard Reve, Jeroen Brouwers… . Daar wordt tijd voor uitgetrokken, daar is gepoetst…om het poetsen. Het verbaast me niet dat de vloggers en tiktok-films zo populair zijn. Omdat luisteren de toehoorder gemakkelijker afgaat, maar ook doordat het taalgebruik ‘directer’ is. Mijn doel is een schrijfstijl te ontwikkelen die zo dicht mogelijk tegen het spreken aan ligt. Maar toch ook het stilistische van de boekentaal in zich draagt. Daartoe heb ik mijn boeken aan de zogenoemde ‘voorlees-test’ onderworpen: is alles te volgen, ten volle, als je het boek voorleest?
Daarmee vang je de twee belangrijkste kenmerken van een goed leesboek: het leest vlot (alsof het gesproken is) én tegelijk droom je weg op de schoonheid van taal.
Want er is niks zo lekker als stil zitten lezen in een hoekje van de bank/tuin/zolder/slaapkamer…
