Zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden. Dat zijn onze voornaamste bouwstenen. Geef zelf het antwoord maar: hoe hou je je taal levendig? Met bijvoeglijke naamwoorden natuurlijk. En handelingen…dus werkwoorden. Je kiest woorden alsof het klodders verf zijn… en strijkt ze, smeert ze op een doek. Schrijven is bewegen. Elk woord kan nog vervangen worden of aangescherpt.
Het is een mooie dag! (1) Of concreter: Het is een zonnige dag! (2) Nog uitgebreider: De zon staat hoog aan de hemel! (3) Of met beweging: De kanjer van een zon piept tevoorschijn van achter een dromerig schapenwolkje. (4) Nog meer emotie: De witte kanjer explodeert van achter een slaperig schapenwolkje. (5) Of: De koperen ploert schuift traag vanachter een bulk stapelwolken, explodeert zijn verblindende licht. (6)
Zoals een schilder met dikke penselen kan kliederen, zo kan een schrijver zijn verhaal onder woorden brengen. Zoals een cello-speler fijne strijkjes of alarmerend staccato kan spelen. Een schrijver echter doet het in een context. Die “zonnige dag” is de sfeer van een gebeurtenis die de schrijver gaat beschrijven en de woordkeus van de zonnige dag moet daarbij passen. Soms zelfs is de sfeerbeschrijving een metafoor voor de gebeurtenis. Stel dat de hoofdpersoon met zijn demente moeder gaat wandelen; of stel dat hij met zijn nieuwe meisje op het Waaltje een roeiboot gaat huren. Wat zou je kiezen?