Dat is een dichtregel van Lucebert. De lezer kiest. Als deze geen zin heeft, geen tijd heeft, geen geduld, of afgeleid wordt… dan lukt het lezen niet, komt die niet in de leesflow. Het binden van een lezer is een dusdanig moeilijke taak dat het te zien is aan het aanbod: bestsellers, biografieën bekende Nederlanders, thrillers. Om aandacht te krijgen moet vaak worden geleund op zaken die niets met het lezen te maken hebben, om de lezer vast te houden eveneens. En zit je eenmaal met een boek op de bank, begint de harde concurrentiestrijd met telefoon, Netflix, medebewoners.
Nederlanders lezen gemiddeld 5,7 gedrukte en 3,3 digitale boeken per jaar, opgeteld goed voor negen boeken per jaar, vooral op vakantie. Als een van mijn boeken daartussen zit, mag ik dus best trots zijn.
Mijn bed werd over een betonvloer gereden naar een soort wachthal. Er stonden meer bedden. Ik werd daar alleen gelaten met patiënten die geheel verdoofd waren. Ik weet niet hoe lang, de slaap had me overvallen. Toen mocht ik naar de ziekenzaal terug. Het wachten was op mijn eerste plasje. Als ik zelfstandig kon plassen, dan was de verdoving helemaal uitgewerkt.
Op zaal las ik een Jerry Cotton. Dat had ik van Constance overgenomen op vakantie in Frankrijk. Voorheen, als ik las, dan moesten dat dikke en vooral serieuze boeken zijn, wereldliteratuur, hersenvoer. Maar nadeel van die boeken voor mij is, dat ze me helemaal opslokken. Eenmaal aan het lezen wil ik niet gestoord worden. Als je in gezelschap zit, mag je worden gestoord, toch? Een Jerry Cotton leg je gemakkelijk uit handen. En pak je snel weer op. Het is geen ramp als je op een verkeerde bladzijde verder gaat, of een deel gemist hebt, of een deel dubbel leest… het maakt allemaal niets uit. Ideaal voor in het ziekenhuis: lees Jerry Cotton.
Jacqueline stond aan mijn bed. Ik maakte me zorgen. Mijn benen waren nog steeds gevoelloos. Als ik in mijn vel kneep was het of ik iemand anders zijn been beduimelde. Koud en dood voelde dat aan. In mijn trainingsbroek voelde ik aan mijn geslachtsorganen. Hetzelfde gevoel, alsof ik met een dode man zijn ballen zat te caramboleren. De vertrouwde jubelstemming daar was ver te zoeken. Je zou wat meemaken als iemand met mijn ballen ging spelen, en ik was daar níet verdoofd… Die gevoelloosheid moest wel verdwijnen, zeg. Wat ging dat langzaam!
Toen begon het. Heel raar. Eerst mijn rechterbeen. Vanaf de buitenkant, van mijn heup, daalde een stroom warmte af naar mijn enkels en voeten. Links hetzelfde een fractie later. Dat bleef een tijdje zo. De warmte sijpelde vervolgens van mijn buiten-benen naar de binnenkant. Het was alsof mijn benen met warm water van onderaf nu volliepen. Tergend langzaam. Mijn knie was warm, maar mijn kruis – precies mijn kruis – bleef koud en gevoelloos. “Er is een rampzalige fout gemaakt”, fluisterde ik Jacqueline toe. “Mijn lul blijft gevoelloos. Ze hebben die tweede ruggenprik dwars door een vitale zenuw gestoken…en…” Ik lag mezelf enorm bezorgd te maken. Ik was een Zadkine-beeld met een gat, precies in mijn kruis.
Toen kwam het bevrijdende gevoel, dat kanjergevoel weer terug. Oh oh. Na het verplichte plasje hinkepinkte ik naar buiten en reed Jacqueline me naar ons veilige huisje.