In bepaalde situaties is er ontegenzeggelijk een ‘menselijke’ behoefte om stoom af te blazen met woorden. Hier geldt de gangbare tip: vloek niet als schrijver, laat een personage dat doen. Nederlanders schelden graag met ziektes. Uit respect voor getroffenen scheld ik niet met moderne ziekten. Maar ziekten waartegen we zijn ingeënt, kunnen geen kwaad…zou je zeggen: pokken, pest, tering, tyfus, kolere (cholera).
In het boek “De klokkenluider van de Notre-Dame” treedt een ruwe leger-kapitein op die in zijn rauwe rol – hij bezoekt kroegen – krachttermen gebruikt. De schrijver of vertaler heeft een oplossing gevonden om zijn lezers niet tegen het zere been te schoppen: Bij de navel van Beëlzebub! Bij de naam van de paus! Donder en bliksem! Hel en verdoemenis! Donders en deksels! Bij de wratten van mijn schoonmoeder! Jandorie! Sakkerloot! Te drommel! Sodemieters!
In mijn boeken zijn er scenes waarin gevloekt wordt. Daar is bepaalde emotie artistiek verantwoord – naar mijn mening. Ik had de volgende afweging: Tuberculose-herrie? Tering-herrie? Pest-herrie? Pokken-herrie? Tyfus-herrie? Het werd tering-herrie om niet te veel te choqueren. Maar het was een tyfusherrie! Voel je het verschil?
We repeteerden in de winkel van Sissy’s vader. Aanvankelijk was het bij Sissy’s ouders thuis – daar stond een piano – maar daar konden ze geen drumstel kwijt. Op de Slinge had haar vader een kioskachtig vrijstaand pandje voor verkoop van boeken en tijdschriften. In het magazijn in de kelder was ruimte. Niet royaal. Daar zetten we met passen en meten alles neer wat we hadden: drie gitaarversterkers, een zangversterker, een microfoon. En natuurlijk het grootste drumstel dat… hahaha. In vol ornaat werd er gespeeld. Dan speelden ze de oude versie zonder drums: je weet wel de tuinhuisversie. Vervolgens voegde ik mijn partij toe. Het horen en zien verging je. Wat een teringherrie, in dat benauwde kolere keldertje.