Recensie: “Rustig aan, we hebben geen haast”

Rustig aan, we hebben geen haast, Aad ’t Hart, mei 2022

Goedbedoelend menselijk tobben

Drie romans gingen het voor: Ho, Adrie…Ho, Ja, waarom niet? en InterRail 1974.  De vierde in de reeks Rustig aan, we hebben geen haast vult de periode 1975-1985: Aads studententijd. Waar de andere respectievelijk in het teken staan van familie en vriendschap, is Rustig aan… vooral een liefdesverhaal. Ja, ja, weliswaar niet het zoete verhaal met een prins op het witte paard, maar toch.

Aad ’t Hart zet zijn laatste stappen naar volwassenheid. Een realistisch verhaal, met gewone, echte, menselijke foute keuzes, die als marginaal probleem beginnen maar dan onbeheersbaar uit de hand lopen. Aad gaat zelfstandig wonen… we zien wat dat betekent. Aad gaat studeren… we zien hoe moeizaam dat loopt. Aad gaat als drummer het schnabbelcircuit in. Lachen wordt het, en huilen. Aad dreigt te verzuipen.

Dat alles beschreven tegen de achtergrond van Rotterdam in de jaren 80.

De roman is zoals we van Aad ’t Hart gewend zijn, een goedbedoelend menselijk tobben. Tegelijkertijd genieten we van de ontwapenende naïviteit, de volharding van de hoofdfiguren uitgewerkt met de bekende vlotte schrijfstijl en levendige conversaties.